Veel voorkomende ziektes en plagen

Ziektes en plagen zijn een doorn in het oog van vele tuinliefhebbers. Ze zijn vaak moeilijk te bestrijden. Biologische middelen werken niet afdoende. En als men besluit om dan toch maar met chemische middelen aan de slag te gaan blijken ook deze niet de ideale oplossing. Enerzijds omdat van overheidswegen de te milieubelastende middelen verboden zijn. En anderzijds omdat op het moment dat de overlast te groot is, er geen mogelijkheden zijn om nog een oplossing toe te passen. Dus in vele gevallen wordt het probleem niet of in onvoldoende mate in een vroeg stadium aangepakt.

Dit betekent dat we ons bewuster moeten zijn van onze keuze, wat de beplanting betreft. Als we een paardekastanje willen aanplanten, moeten we waarschijnlijk onze voorkeur laten uitgaan naar een roodbloeiende kastanje. En als deze kleur niet gewenst is, moeten we of een alternatief voor de paardekastanje vinden. Of accepteren dat de boom vrij vroeg in het seizoen, soms al in juni, al zijn blad verliest. De oorzaak hiervan is de paardekastanjemineermot, een moeilijk te bestrijden insect, zonder natuurlijke vijanden. Bij onze plantenkeus zijn er dus wel mogelijkheden, maar niet alle ziekten en plagen zijn te omzeilen. We kunnen ziektes vooral voorkomen of verminderen door er voor te zorgen, dat onze beplanting in optimale conditie is. Dit is te bereiken, door te kiezen voor de juiste standplaats, het daarnaast geven van voldoende meststoffen/water, het op tijd snoeien van de beplanting, enz.

Van welke ziekten en plagen hebben we nu het meeste last?

Een bekend voorbeeld is de bladluis in onder andere lindebomen. Zij scheiden een plakachtige substantie uit, de honingdauw. Alles wat je onder een boom met bladluizen zet, auto of tuinstoelen of zelfs de bestrating, wordt plakkerig en zwart. Hier is geen afdoende oplossing voor.

Bij de beukenwolluis komt het zelfde verschijnsel voor. Een betere conditie van de heg of boom, zou het aantal wolluizen moeten verminderen. Hoe slechter de conditie van de beplanting, hoe meer vat de aantasting erop heeft. Beukenwolluis is redelijk te bestrijden, als het in een vroeg stadium wordt geconstateerd. Door regelmatig aan de onderkant van het blad te kijken, of er kleine, wollige, witte bolletjes zitten, kan men de beukenwolluis mogelijk nog bestrijden.

Een andere opvallende ziekte, die vooral in bosplantsoen voorkomt, is de spinselmot. Al het blad wordt door de rupsen opgegeten en de boom wordt min of meer ingepakt in een soort lijmachtige substantie, het spinsel. Kappen van de boom of struik is eigenlijk het enige alternatief. Gelukkig beperkt deze plaag zich maar tot enkele soorten waaronder kersensoorten, kardinaalsmuts, meidoorn en wilgen.

Verder zijn er talloze ziektes en plagen waar men op het eerste gezicht weinig tot geen last van heeft. Bijvoorbeeld het meniezwammetje, kleine oranje puntjes op dood hout. Door deze tak uit de struik te snoeien, kan de rest van de struik niet verder aangetast worden. Dit soort aantastingen wordt vaak meegenomen in een grote snoeibeurt. Vandaar dat deze snoeibeurten noodzakelijk zijn, om de planten in een goede conditie te houden. En dus minder gevoelig voor allerlei ziektes.